
Bolivia: misschien wel het hoogste land ter wereld, maar je valt er wel enorm terug in de tijd. Opmerkelijk genoeg werken er veel vrouwen.
Iedereen wil naar het eiland Taquile, het Peruaanse Marken. We krijgen echter de tip van onze hoteleigenaar in Puno om de boot naar Amantani te nemen, een ander eiland in het Titicacameer. Dit enorm groot meer ligt in de Andes op de grens van Bolivia en Peru op een hoogte van 4000 meter boven de zeespiegel.
Aan die enorme hoogte zijn we na maanden rondgereisd te hebben in Latijns Amerika gelukkig wat gewend. We hebben geleerd niet te snel te lopen en zeker bij stijgingen tijdens bergwandelingen heel rustig aan te doen. Het tekort aan zuurstof leidt snel tot uitputting en hoofdpijn. Daar hebben we gelukkig nu geen last meer van.
Aan de kade van Puno ligt een kleine motorboot en voor een hand vol “soles” krijgen we een plaatsje tussen de achtenveertig andere passagiers. Allemaal Peruanen. Geen toerist te bekennen. Dat is precies wat we zoeken. De bootjes naar Taquile schijnen voller te zijn met toeristen dan met autochtonen. Vreselijk lijkt ons dat. Alhoewel het meer rustig is gaat onze boot flink te keer. Staande tussen de meevarenden wordt het ons wat benauwd en als we zeeziek worden staan we liever dicht aan de boorden van het bootje. Niemand zal dan last van ons hebben.
Wat later maken we van onze slaapzakken op het voordek twee lekkere zitkussens en kunnen zo genieten van het scherpe en warme zonlicht. Je moet hier op deze hoogte wel oppassen voor verbranding. Je bent een kreeft voordat je het weet!
Na een uur zien we een eiland. We hopen dat we daar op de plaats van bestemming zullen zijn. De boot legt wel aan maar Amantani blijkt het niet te zijn. Dat ligt nog een paar uur verder varen. We vlijen ons weer neer op onze “zonnebanken” en voordat we neiging tot zeeziekte krijgen komt Amantani in zicht. Gelukkig net op tijd!
© Foto: Frank van de Berge
We plukken onze rugzakken tussen de mensen uit en bepakt en gezakt zetten we voet op dit eiland. Daar staan we dan, maar wat nu? Nergens staan er bordjes met namen van hotels of restaurants. We staan vertwijfeld rond te kijken. Dan komt er een man naar ons toe. Hij vraagt ons of we misschien een “habitacion”, een kamer zoeken. We kunnen hem volgen. Via stenige weggetjes en resten van Inca-paden klimmen we tussen kleine veldjes door, richting huisjes. Hij wijst naar een man die voor z'n huisdeur zit, neemt afscheid van ons en loopt terug naar het haventje. Met moeite begrijpen we dat de man voor z'n huisdeur op zolder ruimte heeft voor verdwaalde reizigers. Voor een paar euro per dag biedt hij ons “vol pension” aan. Blijkbaar is de toeristenhandel ook hier al begonnen, maar over de gevraagde prijs hebben we natuurlijk helemaal niet te klagen. We vinden het zelfs veel te weinig. Als we onze toekomstige bedden zien veranderen we enigszins van gedachte, maar wat moet je anders? De half lege, vochtige en stinkende strozakken zijn samen met onze slaapzakken tot redelijke bedden om te toveren. Een beetje extra stro van buiten doet ook wonderen. De mensen zijn hier straatarm, dus we accepteren z'n aanbod. We genieten enorm van het eiland en van haar vriendelijke bewoners.
Overal zwaaien ze naar ons en het fotograferen is geen enkel probleem. Hier en daar krijgen we zelfs wat van hun net van het veld gehaalde “oka's”. We kijken eerst een beetje vreemd op van dit rare gedrochtje. Het lijkt op een verkeerd gegroeid worteltje, maar als je het doorbreekt lijkt het meer op aardappel. Deze gedrochtjes krijgen we dan ook bij onze gastheer als ontbijt, als lunch en als avondeten. Op het laatst krijgen we geen “oka” meer door onze keel! Een ergens vandaan gehaald ei geeft ons de broodnodige afwisseling. Voor de rest is er niet veel eetbaars op het eiland te vinden. Tenminste, we zien geen andere rijpe producten en vers fruit is er helemaal niet te vinden.
Het eiland is niet al te groot zodat we na een paar dagen afscheid nemen van ons “pension”. We laten de eigenaar een rekening opmaken en we maken er zelf ook een. Als we afrekenen geven we de man een paar euro extra. Hij slaat weer aan het rekenen en dan blijkt z'n uitkomst niet te kloppen met onze betaling. We leggen uit dat we een fooi gegeven hebben, maar hij blijft ons het te veel betaalde teruggeven. Buitenlanders kunnen niet rekenen! Zijn rekening is goed en de onze niet. We nemen dan maar onze fooi terug en zoeken in onze rugzak naar de sinaasappelen en de snoepjes, die we eerder op het vaste land in Puno voor een habbekrats hebben gekocht. We geven de man z'n handen vol en bedanken hem voor z'n gastvrijheid. Dan tovert hij het net van ons ontvangen geld terug en wil ons alles teruggeven. Want wat hij nu in z'n handen heeft is de grootste tegenprestatie die hij zich maar kan wensen: vers fruit!
We stellen hem gerust, nemen langdurig afscheid van hem en lopen over het eiland naar het kleine haventje terug. Daar ligt onze motorboot weer en een kleine vijf uur later lopen we, nog enigszins zeeziek over de markt van Puno. Overal liggen daar stapels sinaasappels voor een habbekrats. Hier ligt dus voor maanden “vol pension” op Amantani. Dat zal er over tien jaar wel anders aan toe gaan. $ 20 voor vol pension, inclusief een sinaasappel als toetje. Wie weet?
Neem ook eens een kijkje op de website van Frank: WorldPictureService.nl