Olijfbomen planten met Palestijnse boeren

Verre Avonturen

De eerste ochtend dat we olijfbomen planten is het na een kwartier al raak. Over het stoffige landweggetje dat naar ons perceel leidt, zie ik een drietal Israëlische legerjeeps naderen. Hoewel ik van te voren goed geïnformeerd ben over hoe het zal verlopen, voel ik mijn hartslag toch duidelijk versnellen.

tekst Hans Karel

Er komt nog een paar hartslagen bij als de soldaten in volle gevechtsuitrusting in onze richting lopen. Zoals afgesproken voeren onze Palestijnse begeleiders het woord. De leider van de Israëlische legerpatrouille verzoekt ons te stoppen met werken totdat duidelijk is of we op dit stuk land legaal olijfbomen mogen planten. Na het bestuderen van de papieren van de Palestijnse boer die we helpen, en het plegen van wat telefoontjes door de hoogste Israëlische militair, krijgen we toestemming om door te gaan. Na een klein halfuur keren de soldaten weer terug naar hun jeeps en rijden weg. Iedereen pakt zijn hak weer ter hand om een volgend gat te graven. Geen tijd te verliezen, zeker een paar honderd bomen moeten vandaag nog geplant worden.

Aan het werk

De Olijfboomcampagne

Ik ben een week in Palestina samen met een bijzonder gemêleerd internationaal gezelschap. Oud, jong, kerkelijk geïnspireerd of juist totaal niet, de meesten absoluut geweldloos, maar ook een groepje dat Hamas niet zomaar wil veroordelen. Via de Nederlandse tak van de internationale organisatie ‘Houd hoop levend, plant een olijfboom’ heb ik me aangemeld voor deze trip. Doel van de boomplant-actie is het ondersteunen van Palestijnse boeren op de bezette Westelijke Jordaanoever.

Palestijnse boer

Steeds meer boeren raken hun land kwijt aan Israëlische kolonisten. Het excuus dat vaak gebruikt wordt is dat ze hun land niet in gebruik zouden hebben. Maar meestal wordt het de boeren onmogelijk gemaakt hun land te bewerken. Dat kan op vele manieren. Soms wordt gezegd dat de eigendomspapieren niet in orde zijn. Soms wordt er een beroep gedaan op de veiligheidssituatie -‘te dicht bij een Israëlisch nederzetting’-, of voorkomen militaire checkpoints dat boeren überhaupt hun land kunnen bereiken. En regelmatig is er sprake van intimidatie door kolonisten, vernielen ze bijvoorbeeld op grote schaal olijfbomen. Gebleken is dat de aanwezigheid van internationale vrijwilligers er voor zorgt dat de militairen en de kolonisten wat meer respect tonen voor de rechten van de Palestijnse boeren.

Voordat ik naar Israël en de Palestijnse gebieden ging, had ik zeker al een mening over het conflict tussen de Israëli en de Palestijnen. Als ‘geïnteresseerde nieuwsvolger’ ging mijn sympathie meer uit naar de Palestijnen. Het leek mij dat zij duidelijk de onderliggende partij waren. Aan de andere kant kon ik weinig tot geen sympathie opbrengen voor het gewelddadige verzet van bijvoorbeeld een beweging als Hamas.

Informatie voor toeristen op de Westbank

Nu heb ik geen blind vertrouwen in de media om mijn mening te vormen over een ver buitenland. Op eerdere reizen bleek dat meer dan eens terecht. De Olijfbomen-campagne leek me een uitgelezen mogelijkheid om mijn nieuwsgierigheid naar de Palestijnse situatie te bevredigen. Naast het planten waren in het programma ook allerlei excursies en voorlichtings- en discussie avonden opgenomen. Bovendien kon je er voor kiezen bij een Palestijnse familie te logeren. Waar leer je een land en een cultuur beter kennen dan bij de mensen thuis?

James Bond

Bij de aankomst op het vliegveld van Tel Aviv begint mijn spannende avontuur al. Door de organisatoren in Nederland was ik gewaarschuwd alle informatie over de olijfboomcampagne goed te verbergen. Als de Israëlische douane iets zou vinden zouden ze me zeker ondervragen, en me uren kunnen vasthouden. In geen enkel geval mocht ik namen en telefoonnummers geven van de Palestijnse organisatie op de Westbank. Van tevoren repeteer ik in gedachte vele malen mijn presentatie als doorsnee toerist. Als volleerd James Bond loop ik alle mogelijk ondervragingsscenario’s af. Maar de douanier kijkt me nauwelijks aan, bromt ‘passport’, schuift hem terug, en mompelt op automatische piloot ‘have a nice trip’. Haast teleurgesteld zet ik mijn eerste stappen in Israël.

Vanwege de naderende sabbat ligt vanaf vrijdagmiddag al het openbare vervoer in Israël stil. Dat veroordeelt mij tot een dure taxirit naar Tel Aviv, de meter blijft maar doortikken. Maar de leerzame conversatie met de chauffeur maakt mijn chagrijn over de verspilde shekels snel goed. Zijn Engels verraadt overduidelijk een Russische achtergrond. Hij blijkt afkomstig uit Minsk, Wit-Rusland. Ik vraag of hij naar Israël is gekomen omdat hij joods is.
-‘No, I am not Jewish. But my aunt was already in Israel. And in the 90-s life was terrible in the former Soviet-Union.’
-‘O, so your aunt was Jewish?’
-‘No, she was not. Her husband was.’
Volgens de Israëlische ‘Wet op de terugkeer’ kan Iedereen die in Israël arriveert en joods is onmiddellijk het Israëlische staatsburgerschap verkrijgen. Een bijzonder ruime opvatting van deze wet bood vanaf eind jaren 80 zo’n miljoen min of meer joodse Russen de gelegenheid de ellende van de instortende Sovjet-Unie te ontvluchten.

Tel Aviv

Voordat ik naar de Palestijnse Westbank ga verblijf ik één dag in Tel Aviv. De stad maakt een bijzonder prettige en relaxte indruk. Langs de boulevard vieren vele families de sabbat met een avondwandeling in het frisse zeebriesje. Alleen een monument voor de slachtoffers van een Palestijnse zelfmoordaanslag vormt een dissonant in de ontspannen sfeer.
Hebreeuws is niet de enige voertaal. Regelmatig hoor ik Russisch, en ook behoorlijk vaak Arabisch. Zo’n twintig procent van de Israëlische bevolking bestaat uit Palestijnen. Zij zijn nazaten van de Arabieren die bij de stichting van de staat Israël in 1948 niet gevlucht zijn.
Bekenden die in het land waren geweest kenschetsten Israëli’s meer dan eens als kortaf en onvriendelijk. In Tel Aviv merk ik daar niets van. Als ik sta te klungelen bij een automatisch fietsverhuur-punt, stoppen er gelijk mensen die alle tijd nemen om mij het ingewikkelde systeem uit te leggen.

Naar de Westbank

Sabbat loopt van vrijdag zonsondergang tot de volledige duisternis van zaterdagavond. De volgende dag is het dus nog steeds sabbat. Maar voor de rit naar Jeruzalem kan ik gelukkig gebruik maken van Palestijnse minibusjes, die zich niet aan de sabbat-rust hoeven te houden. Als alle plaatsen bezet zijn racet de chauffeur met aan doodsverachting grenzende stuurmanskunst -tijd is geld- in een klein uur naar Jeruzalem.
Jeruzalem is een flinke cultuurschok na het mondaine Tel Aviv. De goed geklede middenklasse die in Tel Aviv de straten bevolkt, vormt rond de oude stad slechts een minderheid. Enigszins sjofel geklede Palestijnen – vaak ‘gastarbeiders’ uit de bezette Westelijke Jordaanoever-, altijd in paren patrouillerende Israëlisch soldaten, voorzien van uzi en kogelvrij vest, en de vele orthodoxe joden zorgen voor een totaal ander straatbeeld.

Welkom in Palestina

Later zal ik nog in Jeruzalem terugkeren, nu neem ik de eerste bus richting Palestijnse gebieden. De geur die in de bus hangt maakt duidelijk dat mijn medepassagiers de hele dag hard hebben gewerkt. Overdag mogen ze als goedkope arbeidkrachten dienen, elke avond moeten ze Israël weer verlaten. In een buitenwijk van Jeruzalem zet de bus ons af voor de afscheidingsmuur. Bij terugkeer in de Palestijnse gebieden wordt er weinig gecontroleerd, we kunnen zo doorlopen. Aan de andere kant van de muur staat een aantal Palestijnse taxichauffeurs hoopvol te wachten op klanten. ‘Welcome in Palestine’ klinkt er hartelijk. Taximeters kent men hier niet, over de prijs van de rit moet ik ouderwets onderhandelen. Via Bethlehem, een voorstad van Jeruzalem, arriveer ik in Beit Sahour, mijn verblijfplaats voor de komende periode.

Planten, op de achtergrond Israëlische nederzetting

Totaal zijn er zo’n vijftig vrijwilligers die meedoen aan deze plantweek. Amerikanen, Britten en Duitsers vormen de grootste groep, drie medeplanters komen uit Nederland. De meeste deelnemers verblijven in een hotel, maar ik heb er voor gekozen om bij een Palestijnse familie thuis te slapen.
Ik maak kennis met Terez en Raed, zoals veel Palestijnen in Bethlehem en omgeving Christenen. Ze hebben hun kinderkamer voor een week ter beschikking gesteld. Ik slaap onder een afbeelding van Mickey Mouse. Geoff, mijn Engelse medelogee, krijgt het voorrecht om onder Superman te mogen liggen. Maizd en Mais, de twee kinderen, zijn een week veroordeeld tot een logeerbed in de kamer van hun ouders. Als compensatie spelen we elke dag voor het eten een partijtje voetbal met ze, en na het eten een spelletje monopoly.

Ontmoetingen met kolonisten

De week kent totaal vier plantdagen. Elke dag blijkt volgens hetzelfde ritueel te verlopen. Kort nadat we beginnen met planten verschijnt het Israëlische leger in vol ornaat ten tonele. Wij moeten stoppen met planten, de soldaten checken de papieren, bevinden die in orde, en wij kunnen weer verder met onze arbeid. De meeste soldaten blijken de kwaadste niet. Veelal zijn het jonge dienstplichtigen, geen beroepssoldaten. Sommigen willen graag in discussie over Israëls politiek, anderen blijven strak voor zich uitkijken als ik ga vissen naar hun mening.

Israëlische soldaat

De kolonisten laten zich van een beduidend minder vriendelijke kant zien. Een man en een vrouw wandelen langs ons met allebei alvast een grote steen in de hand. Ze keuren ons geen enkele blik waardig. Onduidelijk blijft of ze nu zo bang voor ons zijn, of dat ze juist tot de aanval willen overgaan. Twee uit Oekraïne afkomstige kolonisten stoppen op hun motor, beginnen een praatje, om daarna onder het wegrijden naar een aantal vrouwelijke planters te schreeuwen ‘Is it nice to fuck with Palestinians?’
Alleen de laatste dag verloopt het planten anders. Het land van de Palestijnse boer die we die dag helpen, ligt vlak voor de omheining van een Israëlische nederzetting. Niet alleen het leger komt opdagen, ook een aantal gewapende kolonisten bemoeit zich met de gang van zaken. Eén van hen maakt mij uit voor een antisemiet. Als ik daar heel kwaad over word, trekt hij zijn woorden in. Een andere kolonist geeft het ultieme argument waarom zij het recht hebben de Palestijnse boeren hun land te ontnemen. ‘God gave us this land. You can read it in the bible.’ Uiteindelijk moeten we, hoewel de papieren van de Palestijnse boer in orde zijn, stoppen met planten. Anders zullen, zoals een kolonist uitlegt, over 20 jaar Palestijnse terroristen vanachter de volgroeide bomen Molotov cocktails naar Joodse kinderen gooien. ‘Because that is what they do, Palestinians. ’

Kolonist legt uit hoe gevaarlijk olijfbomen zijn

Reizen over de Westbank

Het uitgebreide excursieprogramma laat ons vele verschillende plekken op de Westelijke Jordaan-oever zien. Het landschap is schitterend. We rijden door een kurkdroge bergachtige woestijn, kleurenscala van krijtwit tot licht oker, afgewisseld met zorgvuldig gecultiveerde stukken groen en de geometrische lijnen van olijfboomgaarden. Rondreizen op de Westbank is geen sinecure. Overal zijn checkpoints, veel doorgaande wegen zijn verboden voor Palestijnen. Slechts 20% van de ‘Palestijnse’ Westbank staat volledig onder Palestijns bestuur, 20% wordt ‘gezamenlijk’ bestuurd, de rest valt onder Israëlisch bestuur.

Vluchtelingenkamp

We bezoeken het religieuze brandpunt Jeruzalem. Een Joods-Israëlische gids neemt ons mee naar een grote Israëlisch nederzetting op de Westbank. Zij vertelt dat lang niet alle kolonisten, inmiddels meer dan een half miljoen, politieke activisten zijn. Huizen in de nederzettingen zijn goedkoop, en met allerlei subsidies faciliteert de Israëlische overheid verdere uitbreiding van de nederzettingen. In Hebron zien we de gespannen situatie tussen Palestijnse bevolking en de 500 Joodse kolonisten die zich onder bescherming van het Israëlisch leger in het centrum van de stad hebben gevestigd. Na Hebron bezoeken we een dorpje dat erin geslaagd is, na jarenlang wekelijks demonstreren en een gang naar de Israëlische rechter, om de afscheidingsmuur een paar honderd meter in hun voordeel te verplaatsen. We krijgen een uitgebreide rondleiding in een vluchtelingenkamp. In Ramallah, de Palestijnse ‘hoofdstad’ van de Westbank, brengen we een bezoek aan de tombe van Arafat. De stad maakt een vrij moderne indruk, in tegenstelling tot het conservatieve Hebron. Er zou zelfs sprake zijn van enig nachtleven.

Afscheidingsmuur zoekt zijn weg door het landschap

Wij krijgen echter geen gelegenheid om de uitgaansgelegenheden van Ramallah onveilig te maken. ’s Avonds zijn er informatiebijeenkomsten over de positie van de Palestijnen in Israël. De Palestijnen op de Westbank zijn in bijna alle opzichten tweederangsburgers. Voor de mensen in Gaza geldt dat nog in sterkere mate. Bekende oud-politici zoals Dries van Agt en de Amerikaanse oud-president Jimmy Carter, hebben zich aangesloten bij de mensen die vinden dat de term ‘Apartheid’ toepasbaar is op de Israëlische politiek. Israël is hier witheet over.
Uiteraard wordt alles vanuit het Palestijnse standpunt belicht. Soms wordt er naar mijn idee te gemakkelijk gedacht over problemen die aan de Palestijnse kant spelen. De dreiging van het moslimfundamentalisme of de onverzoenlijke houding van Hamas worden niet echt kritisch bediscussieerd. ‘Het komt allemaal door de [Israelische] bezetting. Dát is het probleem.’

Discussie met Israëlische soldaten

De Palestijnse familie waar ik logeer vertelt over het dagelijks leven onder Israëlische bezetting. Het opgesloten gevoel omdat ze voor elke beweging buiten de Westbank een enorme papierwinkel doormoeten. De willekeur en de pesterijen van de Israëlische overheid die ze moeten ondergaan. Als Christenen zouden ze graag Pasen willen vieren in het hemelsbreed minder dan 10 kilometer verwijderde Jeruzalem. Soms wordt de aanvraag geweigerd, andere jaren krijgt of alleen de vrouw Terez toestemming, of alleen de man Raed. Een reden voor de halve of hele weigering geeft de Israëlische overheid nooit, zo vertellen ze.
De Palestijnse samenleving is over het algemeen een conservatieve samenleving. Familiebanden, religie en sociale controle spelen een grote rol. Er is weinig plek voor een afwijkende levensstijl. Ik merk dat als ik Terez en Raed trots vertel -ik ben opzettelijk enigszins cultuur-insensitief- dat Nederland het eerste land met een homohuwelijk was. Verschrikt kijken ze of hun kinderen niets van deze Westerse nieuwlichterij hebben opgevangen. Van hun gezichten denk ik af te lezen: ‘het idee, zoiets kan God toch nooit goedkeuren’.

Terug in Israël

Na de plantweek verblijf ik nog twee dagen in Jeruzalem. Na een week Westbank met grimmige checkpoints, zwaar bewapende Israëlische soldaten en fanatieke kolonisten blijkt het in het begin moeilijk om niet in elke Israëliër een onderdrukker te zien. Uiteindelijk lukt me dat wel, maar mijn eerste ervaring in Jeruzalem draagt daar niet echt aan bij.

De afscheidingsmuur aan de Palestijnse kant

Iets buiten de oude stad van Jeruzalem loop ik langs de weg. Twee Israëlisch soldaten hebben een Palestijnse jongen aangehouden. Ze pakken zijn spullen af, twee gevulde plastic zakken en een theeketel, en zetten hem in een hoek tegen een hek. De jongen doet een stap naar voren om bij zijn spullen te komen, zonder dat de soldaten hem aankijken duwen ze hem weer terug. Een derde militair, wat ouder en hoger in rang, komt erbij. Het eerste wat hij doet is een slaande beweging naar de Palestijn maken. Die schrikt, de militair toont geen enkele emotie. Vervolgens pakt een militair een plastic zak op om hem leeg te schudden. De Palestijn schiet naar voren, en kan net voorkomen dat alles van grote hoogte op straat valt. Smekend kijkt hij de soldaten aan, ze laten toe dat hij alles zelf voorzichtig uit de plastic zakken haalt. Uiteindelijk keuren ze zijn spullen nauwelijks een blik waardig. De jongen mag alles weer inpakken, en verder lopen richting oude stad.

Israëlische soldaten en Palestijn

Ik heb alles niet geheel vrij van emoties gade geslagen, en loop op één van de militairen af.
‘Why did you treat him like this?’
‘Because he is an animal.’
‘You mean he is not human?’
‘No, he is a stone throwing Palestinian animal.’
‘You know in history, when people started calling other people animals, things got really bad.’ (Had ik dat mogen zeggen vroeg ik me later nog af. De soldaten waren jong, ik vond dat ik het heel netjes zei.)
‘Yeah, yeah, you are right. We are all humans. Have a nice day.’ Zijn intonatie is niets dan cynisme.

De soldaten gaan verder met Palestijnen controleren. Ze verbieden mij foto’s te maken. Alle Palestijnse busjes worden aangehouden, het openbaar vervoer in Jeruzalem is met uitzondering van de tram die door het centrum rijdt zo goed als volledig gesegregeerd. Soms lopen de soldaten een stukje de bus in om mensen om hun papieren te vragen. Meestal laten ze iedereen uitstappen. De Palestijnen ondergaan alles zwijgzaam, onderworpen. Soms houden de militairen iemand achter. Het busje moet verder rijden terwijl de militairen nogmaals de papieren bekijken. Na een tijdje mag de Palestijn dan lopend zijn weg vervolgen.

Mijn mening

Na een ruime week Israël en de Westbank kan ik mijn mening in twee korte punten samenvatten: 1. arme Palestijnen, en 2. het is best ingewikkeld.
Het is evident dat de rechten van Palestijnen op allerlei manieren geschonden worden. Door fysiek of financieel deel te nemen aan de Olijfboomcampagne lever je een bijdrage aan het bestrijden van dat onrecht.
Sommige van mijn medeplanters zagen een duidelijke oplossing voor het conflict: ‘alle Palestijnse vluchtelingen, en hun nazaten, hebben recht op terugkeer naar hun oorspronkelijk woonplaats’. Maar Israël zal dat nooit accepteren, het zou de zelfmoord van de Joodse staat zijn. Enig begrip kan ik wel voor dit standpunt opbrengen als ik zie hoe Hamas en Fatah onderling hun meningsverschillen hebben opgelost.
Ooit leek de twee statenoplossing een uitweg te bieden. Maar omdat Israël nog steeds doorgaat met het verjagen van Palestijnen van hun land, en steeds maar weer nieuwe nederzettingen sticht op de Westbank, lijkt een levensvatbare Palestijnse staat, en daarmee een oplossing van het conflict, verder weg dan ooit.

Onze bomen over 200 jaar

Praktische zaken

Voor alle informatie over de olijfboomcampagne zie: http://www.planteenolijfboom.nl/
In het voorjaar is er een plantreis, in het najaar worden er geholpen met het plukken. Vaak is er met Kerst ook een reis. Kosten voor het complete programma -slapen, eten, excursies- zijn 700-750 dollar.
Vliegen naar Israël deed ik, goed verzorgd, met Swiss Air. Onder andere Pegasus Air biedt goedkopere vluchten via Istanbul, maar vaak ongunstige vluchtschema’s. KLM en El Al bieden voor wat meer geld rechtstreekse vluchten. Bij El Al word je onderworpen aan een bijzonder streng veiligheidsregime, je moet bijvoorbeeld al drie uur van te voren inchecken.