
In november 2013 was ik met mijn vriendin in Gambia en maakte ik kennis met de gewoonten en (eigen)aardige gebruiken van de 'Smiling Coast van Afrika' zoals dit West-Afrikaanse land genoemd wordt.
Na een lange bushwandeling komen mijn vriendin, onze gids Andy en ik aan in het vissersdorp Tanji. We lopen de hoofdstraat in, een brede zandweg met links en rechts huisjes, winkeltjes en een cafeetje. We zijn al een tijdje door onze voorraad water heen dus kopen we een zakje water, prikken er een gaatje in met de tanden en slurpen het leeg. We lopen verder met het zakje in de hand en kijken of er ergens een prullenbak staat waar we het kwijt kunnen. Andy gebaart ons om het op straat te gooien, zoals elke Gambiaan dat doet.
Een vreemde gewoonte in onze ogen, maar na enige aarzeling laten we de zakjes op straat vallen. We lopen verder door het mulle zand van de hoofdstraat richting het strand.
We ruiken de oceaan, de mensen worden talrijker en het lawaai neemt navenant toe. Aan het eind van de hoofdstraat steken we de verharde kustweg over en begeven we ons in de gezellige drukte van de vissers, verkopers en toeristen.
Vanaf een plateau hebben we een mooi overzicht over wat zich voor ons afspeelt. De geur van zout en vis en de prachtige zonsondergang versterken het magische schouwspel van bootjes en levendige bedrijvigheid van krioelende mensen op het water en op het strand.
Zeven dagen per week wordt hier in Tanji het grootste deel van de vis van Gambia verhandeld. De ‘catch of the day’ bestaat o.a. uit haring, ladyfish, bongavis, barracuda, makreel, red snapper en catfish en wordt door de vissers in de namiddag binnengebracht. Het strand en het water liggen dan vol met kleurrijke piroques, kleine houten vissersboten.
We lopen eerst langs de rokerijen. Hier wordt voornamelijk Bongavis houtgerookt op grote stenen barbecues. Er zijn geen fabrieken of andere bedrijfjes, het roken vindt plaats in de open lucht, soms in een hutje, gedeeltelijk overdekt onder een golfplaten dak.
Onze gids Andy pakt een vis van de stapel en begint hem met de hand te fileren. Hij proeft of ie goed smaakt en geeft ons vervolgens een aantal graatloze stukjes. Na een kort gesprek met de rokers en een paar vissen verder, maar enige dalasi (Gambiase munt) armer, lopen we verder richting het strand.
Twee dametjes voegen zich bij ons terwijl we over het strand lopen. Ze steken hun hand uit ten teken dat ze hand in hand met ons willen lopen. De in Westerse kleding gestoken meiden blijken een tweeling te zijn van elf jaar. Ze spreken vloeiend Engels waaruit blijkt dat ze goed geschoold zijn, wat niet zonder meer vanzelfsprekend is in Gambia. Hand in hand lopen we met hen over het strand.
We zien dat de mannen de vis aan wal brengen en dat de verwerking en verkoop meest door de vrouwen gebeurt. De vis die vervoerd moet worden, voor export of de eigen markt, wordt opgeslagen in grote diepvriezers. Grote ijsblokken moeten het geheel koel houden.
Behalve vis verkoopt men hier ook groente en fruit en dus kopen kopen we, om onze dorst te lessen, een paar verse sinaasappels. Intussen hebben zich meer kinderen aangesloten bij ons. Ze vragen om “mintie mintie”, snoepjes die voor hen pure luxe zijn, en geld voor een voetbal die net stuk is gegaan.
De zon zakt inmiddels verder weg en tikt de oceaan aan. Het is bijna donker dus we besluiten om terug te gaan. Langzaam lopen we richting de verharde weg, waar onze chauffeur Ali Baba met zijn taxi staat. Eigenlijk heet hij niet Ali Babi, het lijkt erop, maar voor ons klinkt Ali Baba beter en is het makkelijk te onthouden. Zelfs Andy noemt hem al zo en Ali vindt het prima, hij moet er zelf om lachen.
We zeggen tegen de kinderen dat ze hun ouders weer moeten gaan opzoeken, maar ze lopen toch helemaal mee totdat wij op de achterbank van de Audi 80 zitten, een zeldzaamheid tussen alle Mercedes taxi’s. De kinderen krijgen nog wat versnaperingen en Andy maant ze nu toch echt weg te gaan.
Andy neemt voorin plaats en haalt een plastic tas tevoorschijn waaruit hij verse stukken meloen serveert. Het smaakt heerlijk verfrissend. De schil gooien we, naar goed voorbeeld van Ali en Andy, met een lach uit het raam. We kunnen er nog steeds niet aan wennen dat dit hier mag. ‘This is Gambia’. Na een geweldige dag komen we uiteindelijk aan in ons hotel. Moe, maar een herinnering rijker.
Een bezoek aan het vissersdorp Tanji is een aanrader. Trek van te voren ook wat tijd uit om even door het dorpje zelf te lopen en eventueel een stuk van het bush achterland mee te pikken. De omgeving hier is prachtig in de namiddag met de ondergaande zon die de omgeving in een gouden gloed verandert. Je ziet hier het echte Westafrikaanse leven aan je voorbij trekken.