
Wie van groene bergen houdt en geen genoeg kan krijgen van meren met helder blauw water waar je de bodem doorheen kunt zien, kan in Macedonië zijn hart ophalen. De 'Parel van de Balkan' biedt natuur en cultuur.
Macedonië. Tot voor kort stond het land niet op mijn longlist van reisdromen, laat staan op de shortlist. Maar met wat tijd over en een zekere flexibiliteit kunnen zaken snel veranderen. Een aanbieding voor Ohrid, inclusief hotel, belandde in mijn postbus. Werelderfgoed, gelegen aan een meer en met een interessant achterland, dat wekte nieuwsgierigheid.
Verder lezend bleek dat de hotelaanbiedingen voornamelijk locaties met kiezelstrandjes aan het meer betroffen, geïsoleerd van het eigenlijke land, zoals dat vaak het geval is met het aanbod van de reguliere toeristenindustrie. Ik ging voor de vlucht en besloot de rest later uit te zoeken.
Dusko, de eigenaar van het appartement dat ik voor twee nachten had geboekt staat op het vliegveld als ik aankom. Al snel rijden we door het ‘nieuwe’ Ohrid, waarbij je dan bij nieuw moet denken aan wat troosteloos op een hoop gegooide enigszins vervallen flatgebouwen afgewisseld met vrijstaande huizen die niet helemaal af lijken. Via een ruim bemeten plein voor het meer belanden we in het met glimmende kinderhoofdjes geplaveide compacte centrum, waar het appartement ligt. Zeventig vierkante meter, keuken, zitkamer, wifi, en dat voor dertig euro.
Binnen een paar minuten kan ik op verkenning uit. Aan de kade bij het grote plein liggen bootjes, bemand door mannen met karakteristieke koppen, steevast bekroond met een pet. Ik neem zo’n bootje. We varen een stukje het meer op voor een mooi uitzicht op Ohrid en zetten daarna koers naar het meest gefotografeerde object in Macedonië: het op een heuveltje gelegen Sveti Jovan Kaneo, dat inderdaad een vrij klassiek plaatje van een archetypisch kerkje oplevert. Vandaar leidt een omhooglopend pad via de grote en vrij nieuwe Sveti Kliment kerk naar het Samoils fort dat boven de plaats uittorent. Het fort is eigenlijk voornamelijk een muur en veel te zien is er verder niet, behalve natuurlijk het uitzicht over Ohrid.
Weer naar beneden leiden de smalle kringelende straatjes nog langs de Sofia Kathedraal en wat kleinere kerkjes, die een korte blik waard zijn. De eigenlijke attractie is de Partizanska en de omliggende straatjes, geplaveid met grote keien die met een klein beetje regen een fraai patina krijgen, en bijna overkapt door huizen waarvan de verdiepingen boven de straat zijn uitgebouwd. Dit alles nodigt uit om er veelvuldig doorheen te slenteren, iets dat ik de dagen in Ohrid ook regelmatig doe. Ook vind je in dit gebied de beste restaurants, die forel uit het meer serveren voor zo’n 35 euro per kilo. Lekkere stoofpotjes zijn al vanaf zo’n vier euro te krijgen en de gulle salades sieren iedere maaltijd. De pizza en hamburgertenten rondom het centrale plein zijn het mijden meer dan waard daarentegen.
De volgende middag arriveert een boot vol Russen in de haven. Op de klanken van lompe discobeats met meebruldeuntjes verlaten ze de boot in polonaise voor een middagje cultuur. Een veel kleinere groep toeristen gaat aan boord op weg naar het Sveti Naum klooster. De boot vaart langs de all-inclusive betoncomplexen verderop aan het meer, waar groepjes in- en uitstappen, en belandt uiteindelijk bij het klooster. Het moet gezegd, het bijbehorende, aan de aartsengelen Michael en Gabriel opgedragen kerkje, is mooi en de authentieke iconen en freso’s binnen zijn de moeite waard, als is het even dringen door de vele toeristen. De binnenplaats wordt verlevendigd door een groep pauwen die niet scheutig zijn met het tonen van hun verenpak. Helaas besluiten de bootslieden dat we wel drie uur bij het klooster kunnen wachten tot een volgende boot ons terugbrengt, waardoor de hele tocht zo’n zeven uur duurt. De moeite waard, dat toch wel.
Voor zo’n vier euro koop ik een buskaartje en na een tocht van anderhalf uur door een vrij kaal landschap arriveer ik in Bitola, de tweede stad van het land. Ik heb een kamer geregeld in een mooi herenhuis even buiten het centrum, in een buurt met gekromde lege straatjes, en hier en daar een door oude mensen gerund klein winkeltje met een ruim assortiment. Engels wordt er niet gesproken, maar het inslaan van wat bier, brood, kaas en water is natuurlijk geen probleem. Het centrum, met name de Sirok Sokak, (brede straat in het Turks en officieel de Ul marhal Tito genoemd), is een aangename verrassing. De reisgids rept van een Ottomaanse inslag. Die heeft zeker zijn invloed achtergelaten in de vorm van fraaie gevels, maar wat vooral opvalt is de hoeveelheid terrassen, biertenten, eetgelegenheden en het levendige karakter.
Was Ohrid nog een plek waar ook westerse, voornamelijk Nederlandse en Italiaanse, toeristen komen, wat in de hand werkt dat er een paar behoorlijke restaurants zijn, Bitola is toch wel erg gericht op hamburger, pizzeria, pasta, worst en ander vlees. Het publiek is ook anders, dat wil zeggen er ontbreekt een deel en wat overblijft zijn veel duidelijk ongetrainde mannen in trainingspakken, vrouwen met een beetje pafferig gezicht, bleek, teveel make-up, een net wat overdreven haarkleur en een weinig subtiele kledingsmaak. Kortom Russische toeristen. Maar de ook ruimschoots aanwezige lokale jeugd oogt weer wat hipper dan in Ohrid.
Behalve deze straat zijn er de Sveti Dimitrio kerk, een paar moskeeen, een klokketoren en het Heraclea Lyncestis, een Macedonische nederzetting, later veroverd door de Romeinen. Daarin ruïnes van een badhuis, twee vroeg christelijke basilica’s, een stuk straatplan en een amfitheater. Het hoogtepunt zijn de mozaïeken in de grootste van de twee kerken. Vogels langs de randen en herten, stieren en leeuwen in grote voorstellingen binnenin. De avond valt met mooi licht, wat regen, en een wandeling door straten die afwisselend charmant vervallen en opgeknapt chic zijn. Ik vind een restaurant dat een gulle schotel Tapas serveert met een paar grote pullen bier en reken zeven euro af.
De volgende dag maak ik een tocht door het Pelister National park, dat een tiental kilometers van het centrum begint. Tien euro retour met de taxi. Mijn doel is de berg die de naamgever is van het park. Een smal pad voert naar de top zo, is te zien op de kaart. De route voert door een dicht bos, met af en toe een bergstroompje naar een uitkijkpost op ruim 2000 meter, met uitzicht op een fraai maar in dit geval wat bewolkt vergezicht. Platte stenen bekleed met lichtgroen mos vormen vervolgens het klauterpad naar de 2601 meter hoge top.
In de avond vind ik behalve een aardig restaurantje ook ‘Porta Jazz’,een ommuurde patio, met helaas geen live muziek maar een prettig publiek en dito sfeer.
Een dag later neem ik de bus naar Skopje. De tijden op de website kloppen niet helemaal dus ik heb wat tijd voor een bezoek aan een tegenover het busstation gelegen terras. Het is half elf in de ochtend. Aan een tafeltje naast me eten twee besnorde mannen een kop soep en drinken een eerste biertje. Ik bestel een cappuccino en krijg een van schuim voorzien kopje koffie versierd met een randje chocoladesiroop. Het station is een vervallen hal van vaal beton, voorzien van gloednieuwe elektrische schuifdeuren. Er is één loket open en er staat één bus geparkeerd. Vreemd leeg voor de tweede stad van het land. Maar mijn bus vertrekt stipt op tijd. .Langs de weg vier tot vijf verdiepingen hoge portiekflats met een vervallen uitstraling en cementkleurig gepleisterde huizen die ook betere tijden hebben gekend. Na een stukje platteland passeren we een stadje waar de huizen dezelfde kleur grijs hebben als het asfalt. De lucht is inmiddels ook betrokken en de enige kleur in deze vreemde zwart wit wereld wordt gevormd door reclameborden voor bier en wasmiddel.
Het stadje gaat over in een groene vallei met laag struikgewas en enkele geïsoleerde bomen. Uit de speakers klinken wat hijgerige zangeresjes die covers van Prince en Shirley Bassey (Diamonds Are Forever) kwelen over eenvormige rythm & blues beats, af en toe afgewisseld door de obligate rappers die aan dezelfde beats genoeg hebben. Na een klein uur gaat het bandje in de herhaling. De weg, een strak lint van glad asfalt, is een tijdlang het enige dat door mensenhanden gemaakt is. Er is weinig bebouwing en aan landbouw lijkt in dit gebied ook al niet gedaan te worden. Maar hoewel de lage heuvelruggen begrenst door hogere gebergtes op de achtergrond geen spectaculair natuurschoon zijn, geeft het rijden door zo veel leegte voor wie het overvolle Nederland gewend is een mooi reisgevoel. Als we Skopje naderen gaat de landweg over in een tolweg, die niet veel later aansluit op de buitenwijken van Skopje. Veel vrijstaande huizen in een wat rommelige architectuur, een beetje een low-budget uitvoering van België. Hoogbouw kondigt het centrum aan en na drieëneenhalf uur arriveert de bus in de hoofdstad van Macedonië.
Na een kort ritje met de taxi zit ik op het terras van het restaurant waar ik me moest melden voor mijn geboekte appartementje en kijk ik verwonderd naar de andere kant van de rivier de Vardar, waar een rij enorme neoklassieke gebouwen oprijst, waarheen bruggen leiden met aan weerszijden rijen manshoge bronzen beelden op sokkels. Ik had vaag iets gelezen over de bouwwoede van de Macedoniërs, maar zoiets had ik niet verwacht.
De middag besteed ik aan het verder verkennen van de stad. Er is een centraal plein met daarop een beeld dat ‘strijder te paard’ heet. Het staat op een hoge sokkel waaronder bronzen beelden van Romeins ogende strijders en een vijver met fonteinen en waterspuwende leeuwen. Het is natuurlijk Alexander de Grote, de Macedoniër die op zijn dertigste de halve wereld veroverde, maar om problemen met de Grieken te voorkomen wordt het beeld niet zo genoemd, net zoals het land niet Macedonië heet maar ‘voormalig Joegoslavische Republiek Macedonië’. Behalve zo’n twintig gebouwen, waarvan enkelen een replica zijn van historische monumenten die bij de aardbeving van 1963 verwoest zijn, maar de meeste Las Vegas-achtige kitscherige nieuwbouw betreffen worden er ook 40 monumenten neergezet. De vader van Alexander de Grote op zijn troon, revolutionairen te paard, nog meer krijgers met zwaarden, glimmend koperen odes aan het moederschap, halve leeuwen die uit een stuk marmer lijken te springen en natuurlijk een Arc de Triomf. En dat alles vaak voorzien van fonteinen met gekleurde lampen. Hier wordt een historie en een nationale identiteit op de kaart gezet.
Als je vanuit het centrale plein naar het noorden loopt over de fraaie stenen brug uit de vijftiende eeuw naar het noorden loopt kom je in de wijk Carsija, waar het Ottomaanse verleden tot leven komt. Een bazaar met winkeltjes voor antiek, sieraden, communistische parafernalia en kleding. En veel terrasjes die hier, in tegenstelling tot de terrassen aan de overzijde van de rivier vooral het domein zijn van de jeugd. Verder naar het noorden neemt het aantal moskeeen toe, wordt het publiek minder hip, is er geen bier op de terrassen, verkopen de restaurantjes kebab en dragen de vrouwen lange grijze rokken en hoofddoeken tot je je uiteindelijk in Turkije waant als je in de overdekte Bit bazaar aangekomen bent.
De wijk komt in de avond tot leven. De populaire bar Old Town Brewery heeft live muziek en een ruime keuze aan bieren. Goede coverbands die muziek spelen van Prince tot de Blues Brothers en Santana. In de Samoilava straat heerst vooral de housedreun, maar op een intiem pleintje iets verderop spelen weer bands, zelfs één die zeer verdienstelijk Led Zeppelin covert. Je kunt er tot half twaalf in de avond maaltijden en hapjes bestellen en bier in gulle pullen. Wat dat betreft is Skopje een aangename verrassing.
Doordat de stad grotendeels is verwoest tijdens de aardbeving zijn er niet veel authentieke monumenten. Wel zijn er wat mooi aangelegde winkelstraten, ook al weer met voldoende terrassen. En er is een museum gewijd aan de op Alexander de Grote na bekendste Macedoniër: moeder Theresa, een heuvel met een groot kruis er op en een museum in het oude station waarvan de wijzers van de klok op de gevel bevroren zijn op de tijd van de aardbeving. Verder zitten er nog altijd gaten in de stad, en is er nieuwbouw uit alle jaren na 1963. Opvallend zijn ook de rode dubbeldekkerbussen, die natuurlijk aan Londen doen denken. Een blik op de achterzijde leert dat ze uit China komen. Eigenlijk zorgen alle pogingen om een identiteit te creëren ervoor dat je aan andere plekken denkt. Trafalgar square, Champs-Élysées, de Karelsbrug, Las Vegas. Desondanks blijft Skopje een interessante plek om te bezoeken, niet in het minst door het uitgaansleven, en was het weekje slow travel Macedonië een mooie ervaring.
Via sites als Airbnb en booking.com kun je eenvoudigweg kort tevoren appartementen of kamers huren voor redelijke prijzen. Met de iPad geen probleem. Wel een plek met wifi boeken voor de volgende stap.
Met de App offmaps op je smartphone en kaarten van de te bezoeken plaatsen kun je s’ nachts je hotel even buiten het centrum terugvinden en bovenop een berg kijken of je op het goede pad zit. Werkt met GPS en zonder 3G (er was geen goedkope optie).
Vertrektijden van bussen kun je makkelijk googelen met bijvoorbeeld ‘busschedule Ohrid Bitola’.
Op de iPad kun je het PDF hoofdstuk Macedonië van Lonely Planet zetten (of een andere reisgids). En onderweg aanvullende informatie ophalen over busroutes,en –tijden.
Taxichauffeurs zijn meestal te vertrouwen en gebruiken de meter. En je kunt je gastheer de taxi laten regelen.
Macedoniërs zijn een gastvrij vriendelijk en behulpzaam volk, dus hulp is altijd dichtbij.
Ik reisde rond het middaguur. Dan heb je altijd twee ochtenden en twee avonden om te fotograferen mocht het weer of het licht de eerste ochtend bijvoorbeeld tegenzitten. En het past ook mooi met in- en uitchecken.