
Het zweet staat op mijn voorhoofd, over mijn rug voel ik de druppels onder mijn t-shirt naar beneden rollen. Deze ochtend zijn we vanuit Houayxai in Laos (net over de grens met Thailand) per pick-up truck naar een zo mogelijk nog kleiner plaatsje
Na enkele heerlijke weken met vriend W en vele tijdelijke reisgenoten in het onbeschrijvelijk mooie Laos te hebben vertoeft tikte het klokje plotsklaps hard door…(de tijd bleek helaas niet echt stil te staan, al wekte de omgeving, de bevolking en de andere reizigers deze suggestie wel degelijk) en moesten we op gaan schieten met het vetrek uit Laos om zo de duur van ons visum niet te overschrijden en om niet zonder dollars en Laotiaanse Kip te komen zitten.
Om van Luang Prabang naar de Thaise grens te komen hadden we verschillende opties:
1. We konden vliegen: dit paste helaas niet binnen het budget;
2. We konden terug gaan naar Vientiane en daar via een brug over de Mekong Thailand weer ingaan: dat was teruggaan langs een groot deel van de route die we al afgelegd hadden en zou minstens een dag of twee kosten.
Met een 22 uur durende busreis van Hue (Vietnam) naar Vientiane nog vers in het geheugen (22 uur met de knieën in de nek doordat Loatiaanse Vietnamezen geen verhuiswagen konden betalen en dus hun hele hebben en houden van de busschaffeur in de bus vol stomme toeristen mochten laden) was dit ook geen optie.
3. We konden een slowboat over de Mekong nemen (2 dagen, minimaal, de verhalen over kapotte boten en reizigers die noodgedwongen nachten doorbrachten op de zandbanken van de Mekong niet meegerekend)
4. We konden een fastboat nemen die ons in een luttele zes uur veilig naar de grens van Laos en Thailand zou brengen.
Bij het horen van het woord fastboat begonnen de ogen van vriend te glimmen. Voor zijn geestesoog verschenen Miami Vice-achtige scenario's en hij zag ons al in een luxe speedboot met de wind in de haren over de Mekong vliegen.
Toen ik hoorde dat de totale duur van de tocht slechts zes uur zou zijn en we dan voor het aflopen van ons visum lieflijk Laos konden verlaten ging ik ook overstag.
Helaas bleek Miami Vice nog niet in Laos te zijn doorgedrongen. De luxe speedboat bleek een longtailboat (een uiterst smalle lange roeiboot) die voor de gelegenheid was uitgerust met een vliegtuigmotor die hoogstwaarschijnlijk tijdens de Vietnam-oorlog van een neergestort Amerikaans vliegtuig was afgesloopt.
In deze roeiboot zouden wij maximaal een man of vier stoppen, zonder bepakking. De Laotianen hadden de echter de grenzen van de capaciteit van de boot zorgvuldig getest en wisten er een man of 10 in te proppen met wederom de volledige huisraad van 8 van de inzittenden en de rugtassen van twee onthutste backbackers.
Zo kwamen we dus met z'n tweeën op de bodem van een nog geen meter brede roeiboot terecht met als rugleuning een houten schot en nog geen 40 cm voor ons het rugschot van de stakkers die voor ons zaten. Gelukkig zag de kapitein wel in dat dit een niet al te veilige situatie was en we werden uitgerust met een reddingsvest (waarschijnlijk afkomstig van het zelfde amerikaanse vliegtuig). Het reddingsvest zou me waarschijnlijk niet boven water houden als we onverhoopt te water gingen, maar met wat gemanouvreer kon het net een beetje fungeren als bescherming van mijn rug tegen het harde rugschot. Daarnaast kregen we van de attente kapitein wat ik het best kan omschrijven als een fietshelmpje van de Bart Smit dat niet voldoet aan de Europese veiligheidsnormen. Van andere reizigers hadden we reeds vernomen dat de motor erg veel herrie maakte en we hadden onszelf dus al getrakteerd op een setje oordopjes.
Onze tassen werden door de kapitein en zijn hulpje zorgvuldig op de berg huisraad van onze medepassagiers bevestigd met behulp van een draadje naaigaren. Daar wij ons niet konden voorstellen dat deze roeiboot met al haar bagage erg snel kon gaan zagen we er niet veel kwaads in.
Het vertrek liet gelukkig niet lang op zich wachten en al snel bleek dat we de capaciteit van de boot verkeerd hadden ingeschat. De straaljagermotor had nog niets van zijn capaciteit verloren en al snel stuiterden we met Mach 3 over de Mekong. Erg veel zorgen over onze veiligheid hebben we ons de eerste twee uur gelukkig niet kunnen maken. Met de snelheid kwam namelijk de luchtweerstand en onze fleeces boden overduidelijk onvoldoende weerstand tegen de snijdende wind. Daarnaast was ik binnen vijf minuten één van mijn oordoppen kwijt en bleef mijn fietshelm alleen op mijn hoofd zitten als ik hem vasthield. Helaas was ik zo de hand waarmee ik mijn zwemvest naar beneden moest houden kwijt en daardoor beukte mijn arme ruggenwervels genadeloos tegen het houten schot achter me.
Na ongeveer twee uur stuiteren over de Mekong meerden we (godzijdank) aan voor de lunch. Na een half uurtje vonden Vriend en ik het wel welletjes, we hadden immers nog een grensovergang te halen. Helaas hield de kapitein er een andere planning op na. Nadat er een ware stoelendans had plaatsgevonden met onze bagage waarbij onze tassen zich meermalen op verschillende boten bevonden vertrok de kapitein in de richting van (naar wij vermoeden) het nabij gelegen dorp om nog wat extra passagiers te zoeken. Vol bestaat niet in Laos!!!
Na een half uur keerde hij teleurgesteld terug zonder extra passagiers en bedacht toen dat hij nog niets gegeten had. Gelukkig besloot hij zijn lege maag niet te negeren, stel je immers eens voor dat we al weggeweest waren toen zich toch nog een extra passagier aandiende.
Na ruim twee uur gingen we dan toch eindelijk verder. Vriend en ik hadden van het oponthoud gebruik gemaakt om allebei een regenjas uit onze tassen te wurmen en zo zaten we nog steeds ongelukkig met de knieën in de nek maar hadden we het wel een stuk warmer.
Al snel bleek de warmte van onze regenjassen een schrale troost. Nu we niet langer afgeleid werden door de koude zagen we pas echt hoe bezopen de keuze voor deze boottocht was. Mijn rug deed gruwelijk veel pijn door het beuken tegen het houten schot. Vriend kreeg kramp doordat hij al sinds zijn geboorte niet meer zo lang in een foetushouding had hoeven zitten en onze tassen die, zoals bekend met een lullig draadje naaigaren aan de boot bevestigd waren, dreigden met iedere klap die de boot maakte in het water te vallen. Daarnaast bleek het stuiteren van de boot te worden veroorzaakt door enorme golven die op hun beurt het gevolg waren van enorme draaikolken overal in de rivier. Het leek kortom alsof we in een slechte kermisattractie terecht waren gekomen.
Ook de enige overgebleven troost (dat we in ieder geval op tijd de grensovergang zouden halen) vervloog al snel. Onze kapitein besloot namelijk de oevers van Mekong af te gaan, wellicht op zoek naar gestrande slowboat passagiers. Hij had kennelijk nog niet genoeg verdiend aan zijn huidige lading en sloeg dan ook geen milimeter rivieroever over.
Tegen een uur of vier (we waren inmiddels 8 uur onderweg en twee passagiers rijker) werd duidelijk dat we op deze manier de grensovergang niet gingen halen. Het viswijf in mij stak toen snel de kop weer op en hoewel vriend echt zijn best deed kon hij mij er niet van weerhouden de kapitein ieder mij bekend scheldwoord naar zijn hoofd te slingeren. Ik deed het wel in het Nederlands (zo laf ben ik dan ook wel weer, niet dat de man engels sprak overigens) maar de strekking zal de man duidelijk geweest zijn. Ondertussen duwde vriend de kapitein en zijn hulpje bij iedere stop dreigend zijn horloge onder de neus. Ze waren niet erg onder de indruk van twee boze bleekneuzen……
Het einde van het liedje was dat we om 17h45 aankwamen bij het grensplaatsje. Aldaar wachte ons nog een tweetal uitdagingen van formaat. Allereerst moesten we om van de boot af te komen twee meter met volledige bepakking balanceren over een wiebelige plank van zo'n 15cm breed. Vriend trok wit weg en dacht aan alle onvoldoendes die hij tijdens gymnastiekles had gehaald voor het onderdeel de evenwichtsbalk. Na een kwartier mental coaching waagde hij toch de overtocht en hij haalde een dikke 10. Weer een jeugdtrauma minder. In zijn euforie maalde hij niet meer om de tweede horde, een zandduin met een helling van ongeveer 60 graden. Hij stormde dan ook zonder enige moeite naar boven. Helaas was ik weer minder goed in dit onderdeel, klimmen met zware bepakking, maar na een poging of vier wist ok ik volledig uitgeput de bovenkant van de zandduin te bereiken.
Aldaar wachte ons een aangename verrassing. De ‘eenzame planeet' had het bij het verkeerde eind gehad voor wat betreft de openingstijden van de grenspost. De grens was open tot 18h00 en met wat hulp van een tuk tuk driver haalden we dat nog net. Om 1 minuut voor zes keerden we terug naar Thailand: het land van de pinautomaten en openbaar vervoer met gereserveerde plaatsen dat in ieder geval voldoet aan iets van veiligheidsnormen. Toch is er geen land in Zuid-oost Azië dat aan Laos kon tippen!